Tijdens een arbitrageprocedure in het kader van een beroep op een garantie- en waarborgregeling van het GIW, SWK of Woningborg, wordt doorgaans door de arbiter een onpartijdige en onafhankelijke deskundige benoemd. De deskundige rapporteert aan de arbiter of is voldaan aan de ingevolge de garantienormen te stellen eisen, waarbij het voorkomt dat een hersteladvies wordt gegeven. In geval van een veroordelend vonnis zal de aannemer ervoor moeten zorgen dat het werk alsnog voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk en/of de garantienormen. Een veel voorkomende vraag is of de aannemer daarbij gehouden is het hersteladvies van de deskundige op te volgen.
Inmiddels is het vaste arbitrale rechtspraak van de Raad van Arbitrage voor de Bouw (afdeling GIW) en de Stichting Geschillencommissie voor Consumentenzaken afdeling Garantiewoningen, dat de wijze van herstel in beginsel ter keuze is van de aannemer.
Het staat de aannemer vrij voor die herstelmethode te kiezen die haar het meest deugdelijk voorkomt, mits daarbij wordt voldaan aan de eisen van goed en deugdelijk werk en/of de garantienormen. Dat de uitvoering van de herstelwerkzaamheden soms een esthetisch minder fraai resultaat oplevert, kan de aannemer in beginsel niet worden tegengeworpen. De wijze van herstel is in eerste instantie de algehele verantwoordelijkheid, en daarmee ook het risico, van de aannemer. De aannemer kan zich niet verweren met de stelling dat de VvE haar rechten heeft verspeeld door met het herstelplan van de aannemer in te stemmen. Het is niet aan de VvE of de arbiter om te bepalen op welke wijze de aannemer aan de veroordeling tot herstel gevolg dient te geven. Dit soort acties verschuift de verantwoordelijkheid voor het eindresultaat in belangrijke mate naar de VvE zelf.
Het is niet aan te bevelen om een door de aannemer aangeboden herstelmethode zonder meer af te wijzen. Uit artikel 6:58 van het Burgerlijk Wetboek volgt namelijk dat wanneer de schuldeiser (VvE) een behoorlijk aanbod tot herstel van de schuldenaar (aannemer) afwijst, er sprake is van “schuldeisersverzuim”. De aannemer is dan niet langer gehouden zijn verbintenis na te komen en kan de VvE geen herstel (meer) afdwingen. Formeel gezien kan de VvE voordat daadwerkelijk herstel is uitgevoerd, slechts aangeven dat zij van oordeel is dat een bepaalde wijze van herstel niet zal leiden tot goed en deugdelijk herstel. Pas nadat inderdaad is gebleken dat het herstel niet goed en deugdelijk is, kunnen dan opnieuw (rechts)maatregelen worden getroffen.
Tenslotte zij opgemerkt dat de aannemer niet verplicht is om vooraf een herstelplan te overleggen en/of na afloop aan te tonen dat zij het vonnis behoorlijk is nagekomen. Desgewenst kan de VvE bij twijfel ter zake de deugdelijkheid van herstel een en ander ter beoordeling voorleggen aan een door haar in te schakelen deskundige.
Heeft u vragen naar aanleiding van het bovenstaande, dan kunt u contact opnemen met mr. Marianne Schippers-van de Weerdhof.