Met name in de grote steden gebeurt het veel: de kelder/berging bij een appartement wordt ingericht en gebruikt als woonruimte. Mag en kan dat?
Recent heeft het gerechtshof Amsterdam hierover een oordeel moeten geven.
Uit het arrest blijkt dat – juridisch gezien- een onderscheid moet worden gemaakt tussen de goederenrechtelijke bestemming van een appartementsrecht en de omschrijving van het appartement. In de desbetreffende zaak was de goederenrechtelijke bestemming van het appartementsrecht: woonruimte. De omschrijving luidde: het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning gelegen op de begane grond en de eerste verdieping, met bijbehorende kelder en tuin.
De eigenaars van het appartement hadden de kelder ingericht en in gebruik als woonruimte. De bovenbuurvrouw was het daar niet mee eens. Zij stelde zich op het standpunt dat de kelder niet als woonruimte mocht en kon worden gebruikt. Ze wilde daarmee onder meer voorkomen dat zij moest bijdragen aan bepaalde kosten van onderhoud aan gemeenschappelijke gedeelten en zaken gelegen in de kelder.
Het gerechtshof oordeelt samengevat dat de goederenrechtelijke bestemming (“woonruimte”) bepalend is.
Dat in de omschrijving wordt gesproken van “bijbehorende” kelder, maakt van de kelder geen ruimte die niet als woonruimte zou kunnen worden geduid. Het feit dat een kelder in het algemeen niet per se als woonruimte wordt beschouwd, zet de goederenrechtelijke bestemming evenmin opzij. Daarnaast is ook niet relevant – aldus het gerechtshof – dat de kelder een zeer laag plafond zou hebben en bijna geheel onder straatpeil zou liggen.
Op basis van dit arrest is de conclusie dat de feitelijke omschrijving en de feitelijke situatie – juridisch beschouwd – niet relevant zijn voor het antwoord op de vraag op welke wijze (een gedeelte van) een appartement mag en kan worden gebruikt. Daarvoor is de goederenrechtelijke bestemming van het appartementsrecht van doorslaggevende betekenis.
Voor eventuele vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met mr. Hubert Braakhuis