De Hoge Raad heeft op 25 november 2016 een aantal zogeheten prejudiciële vragen van een kantonrechter beantwoord. Klik hier voor deze beslissing. De gestelde vragen hebben betrekking op buitengerechtelijke kosten bij incasso en de zogeheten veertiendagenbrief als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW.
Reeds eerder adviseerden wij u gebruik te maken van onze voorbeeld veertiendagenbrief. Indien de buitengerechtelijke incassokosten namelijk niet op de juiste manier worden aangezegd, bestaat de kans dat de vordering tot betaling van deze kosten wordt afgewezen. Dit bevestigt de Hoge Raad.
De Hoge Raad geeft aan dat de termijn van veertien dagen pas aanvangt de dag ná die waarop de aanmaning door de debiteur is ontvangen. In verstekzaken (daarvan is sprake als de debiteur niet ‘verschijnt’ in de procedure en dus niet reageert op de dagvaarding) zal volgens de Hoge Raad in de regel niet onbegrijpelijk zijn dat als uitgangspunt wordt genomen dat de brief op de tweede dag na verzending is bezorgd. Een zondag, maandag of officiële feestdag telt daarbij niet mee.
Als een te vroege dag van aanvang of einde van de termijn in de brief is opgenomen, dan voldoet deze niet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. In dat geval leidt de brief er niet toe dat de debiteur bij uitblijven van tijdige betaling buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd wordt. Het vervolgens verzenden van een brief waarin de debiteur nog een termijn van bijvoorbeeld een week wordt geboden, repareert de onjuiste brief niet! De VvE zal in dat geval een nieuwe brief dienen te sturen waarin wél de juiste termijn staat vermeld.
Deze beslissing heeft ertoe geleid dat wij onze veertiendagenbrief hebben aangepast. Voorkom dat de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen en maak gebruik van deze voorbeeldbrief.
Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met mr. Laurine van Gemert of mr. Esther van Riet