De casus: de VvE heeft een beheerovereenkomst met X gesloten. Tot die overeenkomst behoren ook aanvullende diensten zoals begeleiding van groot onderhoudswerkzaamheden, waaronder begrepen aannemersselectie, uitvoeringsplanning, toezicht en voortgangsbewaking, meer/minder werk beoordeling en oplevering, een en ander tegen een vergoeding van 4% van de betreffende aanneemsom. Na een besluit van de vergadering heeft X namens de VvE aan een schildersbedrijf opdracht gegeven tot het verrichten van groot schilderonderhoud. Bij de opdrachtbevestiging zat onder meer een betalingsschema, waarbij de een na laatste termijn pas na oplevering van het werk en de laatste termijn bij afgifte van de garantie en na afhandeling van de opleverpunten zou worden betaald.
Toen het werk nagenoeg geheel gereed was maar nog niet was opgeleverd, ging het schildersbedrijf failliet. Op dat moment was door X namens de VvE (blijkbaar met procuratie van het bestuur) de gehele aanneemsom reeds aan de schilder betaald.
Volgens de Rechtbank Den Haag (vonnis 25 november 2015) heeft X op deze wijze wanprestatie van administratieve aard jegens de VvE gepleegd. Dit door in strijd met de door hem zelf opgestelde opdrachtbevestiging een termijn van de aanneemsom aan de schilder uit te betalen vóórdat formele oplevering had plaatsgevonden en het restant van de aanneemsom vóórdat na de “vooroplevering” de opleverpunten waren afgehandeld en het garantiecertificaat door de schilder was afgegeven. De rechtbank vervolgt met de overweging, dat door in strijd met de tekst en strekking van de contractuele bepalingen toch voortijdig de laatste termijnen van de aanneemsom aan de schilder te betalen, X evident niet de belangen van de VvE heeft gediend. Indien X zich zou hebben gehouden aan de tekst en strekking van het overeengekomen betalingsschema, zouden immers die termijnen nog op de bankrekening van de VvE hebben gestaan en niet in de lege faillissementsboedel van de schilder zijn verdwenen.
De rechtbank merkt volledigheidshalve nog op, dat eventuele goede trouw aan de zijde van X niet terzake doet. Daarbij doelde X op het feit dat uit de bewonersenquête slechts kleine herstelpunten naar voren waren gekomen, het werk eigenlijk was voltooid en door de verfleverancier was goedgekeurd, en dat was toegezegd dat het garantiecertificaat onderweg was. Doch de rechtbank oordeelde dat X zich desalniettemin strikt aan de overeenkomst tussen de VvE en de schilder had moeten houden.
Opmerking verdient nog, dat ook het bestuur op dezelfde gronden vermoedelijk aansprakelijk voor de schade zou zijn geweest, indien niet X maar het bestuur de betreffende betalingen aan de schilder zou hebben gedaan.
Klik hier voor deel II.
Verdere informatie over deze zaak bij mr. Norbert Rijssenbeek.