Soms wordt een VvE geconfronteerd met een lid dat zich (voortdurend) negatief uitlaat over het functioneren van (het bestuur van) de VvE. Daarbij worden door dat lid harde woorden gebruikt of ronduit grievende uitlatingen gedaan. Dit wordt door de andere leden van de VvE op zijn minst als storend en veelal als kwetsend en/of intimiderend ervaren.
Maar waar ligt de grens? Welke uitlatingen kan een lid van een VvE wél en niét doen?
Het Gerechtshof Den Bosch heeft recent hierover een uitspraak gedaan in de zaak tussen een VvE en een lid van de VvE (“X”).
X verweet de extern beheerder en de voorzitter van de vergadering van de VvE wanbeleid en wanbeheer. Termen als “misleiding”, “leugens”, “misstanden”, “terroriseren’ ,”sjoemelspel” werden door X bij herhaling in de correspondentie gebruikt.
Samengevat oordeelt het Gerechtshof dat het gaat om een afweging tussen enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting en anderzijds het recht op bescherming van eer en goede naam. Daarbij stelt het Gerechtshof dat zo lang de gestelde misstanden nog niet vast staan, de uitlatingen waarmee daarvoor aandacht wordt gevraagd terughoudender dienen te zijn, in de zin dat de daarbij gebruikte bewoordingen niet onnodig grievend, diskwalificerend of beschuldigend dienen te zijn. Dat laatste geldt temeer naarmate de kring van personen die mogelijk bekend zullen raken met die uitlatingen groter is.
Het oordeel in deze zaak was dat X zich op onrechtmatige wijze over de VvE en met name de betrokken personen had uitgelaten.
Relevant daarbij is dat het Gerechtshof aangeeft dat ook als de uitlatingen (enkel) betrekking hebben op de extern beheerder en de voorzitter van de vergadering, de VvE (de rechtsperoon) voldoende belang heeft een vordering in te stellen. De uitlatingen aan het adres van de extern beheerder en de voorzitter van de vergadering kunnen immers een behoorlijk functioneren van de VvE in de weg staan, gelet op de onnodig grievende aard daarvan.
Vragen over dit onderwerp? Neem contact op met mr. Hubert Braakhuis.