In de meeste (model-)splitsingsreglementen is bepaald dat eigenaren of gebruikers geen onredelijke (geluids-)hinder mogen veroorzaken. Onredelijke (geluids-)hinder is een subjectief begrip. Recent heeft de rechtbank Noord-Holland handvatten gegeven over de wijze waarop vastgesteld kan worden dat sprake is van onredelijke hinder. Het ging in die zaak om een gebouw waarin voornamelijk bewoners van 65 jaar en ouder woonachtig zijn en een relatief jong gezin met puberende kinderen. De oudere bewoners hebben bij het bestuur veelvuldig geklaagd over het gedrag van de puberende kinderen, zoals het draaien van harde muziek, het veroorzaken van storende geluiden bij het komen en gaan van bezoekers van het appartement en brommers die af en aan rijden.
De beoordeling of sprake is van onredelijke hinder dient volgens de rechtbank objectiveerbaar te zijn. Dat betekent in beginsel dat degene die zich op onredelijke hinder beroept, bij voorkeur beschikt over een objectieve bron. In dit soort zaken wordt over het algemeen gedoeld op dagrapporten of mutatiestaten van de politie.
Uit deze uitspraak kan worden opgemaakt dat in situaties waarbij bewoners klagen over (geluids-)overlast of ander hinderlijk gedrag dat wordt veroorzaakt door andere bewoners, een goed en gedegen dossier opgebouwd moet worden. Dat dossier zal moeten bestaan uit objectieve bronnen waaruit blijkt welke overlastsituaties zich hebben voorgedaan en wanneer dat is geweest. In dat geval kan de VvE in de regel met succes optreden tegen de veroorzaker van de onredelijke hinder.
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Roy Besselink.